nl
Tickets Nieuwsbrief

Elke naam telt

De verhalen achter de gezichten

Salomon werd tijdens een razzia in Noord-Frankrijk opgepakt en Esther ontving een bevel voor verplichte arbeid. Beiden werden ze naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Ze overleefden de oorlog niet. Ook Elisabeth en een aantal van haar kinderen kwamen er om het leven, nadat ze werden afgevoerd met een transport voor Roma. Dora en haar dochters overleefden het concentratiekamp Ravensbrück na een gevangenenruil. Simon slaagde er dankzij zijn moeder in om van Transport XX te springen, waardoor hij aan de gaskamers van Auschwitz-Birkenau ontsnapte. Zij behoorden tot de 5% van de gedeporteerden die levend terugkeerden.

Er zijn in totaal 25.843 verhalen zoals die van Dora, Simon, Elisabeth, Salomon en Esther. Kazerne Dossin is op zoek naar evenveel mensen die elk een naam willen inspreken.

Elisabeth Warsha 

Elisabeth en haar gezin behoorden tot de Roma gemeenschap. In 1909 trouwde ze met Joseph Karoli, samen kregen ze twaalf kinderen. Sinds hun komst naar België, tussen 1922 en 1924, trok het gezin rond met een woonwagen. Tijdens hun verblijf in België kwamen ze regelmatig in aanraking met de politie en het gerecht. Zo werden hen straffen opgelegd voor het vrij rond laten lopen van een paard of omdat het gezin hun woonwagen plaatste op plekken waar dit niet was toegestaan. Het gezin kreeg ook meermaals een uitwijzingsbevel, maar het lijkt erop dat die niet werden nageleefd. 

In 1943 zat Elisabeth met drie van haar kinderen, Marie, Charles en Karia, in de gevangenis na een vermeende diefstal. In november van dat jaar werden 19 leden van de Karoli-familie door de Feldgendarmerie aangehouden. Onder de gearresteerden bevonden zich ook Elisabeth, haar man Joseph en zes van hun kinderen. De nazi’s brachten hen in december naar de Dossinkazerne en plaatsten hen op 15 januari 1944 op Transport Z richting Auschwitz-Birkenau. Elisabeth overleefde de oorlog niet.  Haar zoon Stevo is het enige gezinslid dat de oorlog overleefde.

Lees het volledige verhaal van Elisabeth
Dora Galimidi

Dora en haar man Jacques kwamen aan het begin van de 20e eeuw naar België vanuit Turkije. Ze kregen twee kinderen, Corine en Ida. Dora was 35 jaar toen ze samen met haar man en kinderen naar de Dossinkazerne werd gebracht. Het hele gezin werd op Transport Z gezet, het eerste van vier Sondertransporten. De nazi’s splitsten de groep in Brussel in twee. De 68 mannen gingen naar Buchenwald en de 64 vrouwen en kinderen naar Ravensbrück. Zo werd Jacques van zijn vrouw en dochters gescheiden. 

Dora en haar gezin hadden een speciaal statuut, ze waren “politieke Joden” en vielen daardoor onder een speciaal regime, afhankelijk van de diplomatieke en militaire relaties van hun land van oorsprong. Joden uit bepaalde landen met dit statuut, konden zo eventueel geruild worden tegen Duitse krijgsgevangenen. Eén van de weinige ruiloperaties die plaatsvond met zogenaamde “politieke Joden” was de uitwisseling van enkele Joodse Turken voor Duitsers die zich nog in Turkije bevonden. Op 4 maart 1945 vertrok een konvooi met 105 Turkse Joden uit het concentratiekamp van Bergen-Belsen. Daar kwamen in Lübeck nog 15 vrouwen en kinderen uit Ravensbrück bij. Onder hen ook Dora en haar dochters Ida en Corine. De groep werd naar Istanbul gebracht. Op 19 november 1945 konden ze terugkeren naar België. Jacques wist in april 1945 te ontsnappen uit de evacuatietrein vanuit Rehmsdorf. Hij kon op eigen krachten de geallieerde linies bereiken en werd per vliegtuig vanuit Tsjecho-Slowakije teruggebracht naar België. Jacques en zijn gezin vonden elkaar twee jaar nadat ze vanuit Dossin vertrokken terug. 

Lees het volledige verhaal van Dora
Salomon Rompel 

Salomon was afkomstig uit het Russische Rijk. Hij was getrouwd met Dora Imas, met wie hij twee kinderen kreeg. Volgens de Duitse administratie was Salomon “schneider” van beroep. Een mogelijke vertaling daarvoor is kleermaker, maar het is ook mogelijk dat ze hiermee verwijzen naar de stoffenwinkel die hij uitbaatte. Tussen 1912 en 1942 verhuisde Salomon verschillende keren. Er bestaan verschillende verhalen over waar hij in die jaren precies verbleef. De eerste vermelding in Belgische administratie dateert van 1924. Zijn aankomst in België werd toen geregistreerd door de politie van Oostende. Salomon gaf aan slechts een paar maanden in België te zullen blijven. Daarna trok hij weer naar Frankrijk. In 1925 werd hij in Parijs opgepakt wegens paspoortvervalsing en kreeg hij een maand gevangenisstraf. Naar aanleiding van deze daden, ontving Salomon een uitwijzingsbevel uit Frankrijk. Zo kwam hij in 1926 weer in België terecht. Samen met zijn broer opende Salomon een stoffenwinkel  in Gent. 

In de jaren erna volgden meerdere incidenten waarbij Salomon in verband werd gebracht met fraude en vervalsing. Dat leidde tot een reeks arrestaties en gevangenisverblijven in België. In april 1941 werd een proces-verbaal opgemaakt tegen Salomon Rompel, het laatste spoor dat de Belgische politie van hem had. Vermoedelijk is hij daarna naar Frankrijk gevlucht. In de nacht van 11 op 12 september 1942 werd Salomon gearresteerd tijdens een grootschalige razzia in de Franse steden Lille, Lens en Douai. De gearresteerden werden verzameld in het station van Lille-Fives en daarna overgebracht naar de Dossinkazerne. Daar werden ze op Transport X gezet, richting Auschwitz-Birkenau. Salomon Rompel werd er om het leven gebracht. 

Lees het volledige verhaal van Salomon
Simon Gronowski

Simon woonde met zijn ouders en zus Ita in Etterbeek, daar baatten zijn ouders een lederwinkel uit. Het gezin besloot, met hulp van hun buurvrouw, onder te duiken in een klein appartement op de eerste verdieping van een huis in Sint-Lambrechts-Woluwe. Op 17 maart 1943 pakte de Gestapo Simon, Ita en hun moeder Chana op en bracht hen naar de Dossinkazerne. Vader Léon lag op dat moment in het ziekenhuis en kon zo de arrestatie ontzien. Simon en zijn moeder vertrokken met 1.598 andere gevangenen op Transport XX naar Auschwitz-Birkenau. Ita kon nog ontkomen, omdat ze op haar zestiende verjaardag de Belgische nationaliteit had gekozen. Belgische Joden werden op dat moment nog niet gedeporteerd.

Drie jonge mannen, Youra Livschitz, Jean Franklemon en Robert Maistriau overvielen de trein en slaagden erin een wagon te openen. Daarbij konden zeventien mensen uit de trein springen. Ook uit andere wagons ontsnapten mensen door van binnenuit de doorgang te forceren. Zo ook Simon. Hij sprong ter hoogte van Borgloon uit de trein. Zijn mama zette hem op de treeplank en liet hem net op het juiste moment los. Zelf bleef ze achter op de trein omdat het haar niet meer lukte om te springen. Simon vond hulp bij mensen in de omgeving die hem terug naar Brussel brachten, waar hij herenigd werd met zijn vader. De moeder van Simon en zus Ita werden vermoord in Auschwitz-Birkenau. 

Simon en zijn vader Léon bleven tot het einde van de oorlog ondergedoken op verschillende adressen in Brussel. Het verlies van zijn vrouw en dochter werd Léon te veel. Hij stierf uit wanhoop op 9 juli 1945 in hun huis in Etterbeek. Simon was op dat moment 14 jaar en moest alleen verder.

Lees het volledige verhaal van Simon

Esther Blau

Esther Blau was het zevende kind in het gezin Blau. In totaal waren ze met z’n tienen: acht kinderen en hun ouders, Isaac Blau en Helena Goldblatt. Esther bracht de eerste jaren van haar leven door in Debica totdat haar familie verhuisde naar België. Ze namen hun intrek in een huis in Borgerhout. Op 6 juni 1932 verhuisde het gezin naar de Zurenborgwijk in Antwerpen.

Tussen 10 mei en 17 juli 1940 probeerden Isaac Blau en een deel van de familie het oorlogsgeweld te ontvluchten in Koksijde. Ze keerden weer terug naar Antwerpen toen het land volledig bezet was. De Duitse bezetter verplichtte Joden om zich te laten inschrijven in het Jodenregister. De familie Blau gehoorzaamde en alle leden van het gezin lieten zich inschrijven. De meesten van hen bleven gehoorzamen en kochten later ook een gele Davidster.

Esther, Rosie en Anna, de drie jongste dochters van het gezin, werden als eersten gedeporteerd. Esther was op dat moment 18 jaar oud. Alle drie de meisjes ontvingen een Arbeitseinsatzbefehl waarmee ze werden opgeroepen tot verplichte arbeid. Het niet naleven van zo’n bevel kon leiden tot straffen voor henzelf en hun familie. Daarom meldden de drie zussen zich op 10 augustus 1942 bij de Dossinkazerne. Ze bleven slechts een paar dagen in Mechelen, want op 15 augustus 1942 zetten de bewakers de meisjes op Transport III. Dat transport bracht de drie jongste zussen van het gezin Blau naar Auschwitz-Birkenau. Bij aankomst werd bijna ⅔ van de gedeporteerden op het transport meteen de dood ingejaagd. Wanneer Esther en Rosie vermoord werden is niet exact geweten. De sterfdatum van Anna is wel bekend, zij kwam op 13 oktober 1942 om het leven.

Lees het volledige verhaal van Esther