nl
Tickets Nieuwsbrief
Nieuws

Sven De Ridder kwam langs bij Kazerne Dossin

30.06.2025

In juli gaat de nieuwste voorstelling van de Sven De Ridder Company in première. Het stuk, Coiffeur van het verzet, is gebaseerd op het leven van Svens overgrootvader Frans Lemmens. Die hielp in de jaren 1940 drie Joodse kinderen onderduiken. De kinderen konden de oorlog overleven.

In 2025, tachtig jaar na de bevrijding en het einde van de Tweede Wereldoorlog, besloot Sven De Ridder een voorstelling te maken over deze bijzondere familiegeschiedenis. Frans en zijn vrouw Margareta waren voor de oorlog bevriend met Majer en Ettel Walzer. Toen Majer in 1942 door de nazi’s naar Noord-Frankrijk werd gedeporteerd om er als dwangarbeider te werken bleef Ettel alleen achter met haar drie kinderen Léon, Jacques-Oscar en Marcella. De drie kinderen werden ondergebracht bij Frans en Margareta, in hun woning naast de kapperszaak. Zij beloofden Ettel dat ze voor haar kinderen zouden zorgen, ondanks de risico’s. Niet veel later, terwijl de arrestaties van Joden in volle gang waren, deporteerden de Duitsers ook Ettel. Majer en Ettel werden allebei gedeporteerd vanuit de Dossinkazerne, op Transport XVI en XII. Ze overleefden de deportatie allebei niet.

De repetities zijn volop aan de gang, maar Sven maakte toch tijd om langs te komen bij Kazerne Dossin. Hij nam deel aan het herinneringsproject Elke naam telt en ging in gesprek met onze archivarissen die hem meer konden vertellen over het verhaal van de familie Walzer.

Doe ook mee aan Elke naam telt

Frans Lemmens

Frans Lemmens was een kapper met een bloeiende zaak in de Antwerpse wijk Kiel. Hij woonde samen met zijn vrouw Margareta (Margueritte) Clerbaut en hun dochter Rosa (Rosy) Lemmens in een woning aan de kapperszaak.

Frans en Margareta waren vóór de Duitse bezetting reeds goede vrienden van Majer en Ettel Walzer (meisjesnaam Hass). In de zomermaanden van 1942, nadat de Duitsers Majer Walzer als dwangarbeider hadden meegenomen naar Noord-Frankrijk, vond Ettel een schuilplaats voor haar twee zonen Léon (12 jaar) en Jacques-Oscar (2 jaar) bij een christelijke familie. Ondertussen vroeg Marcella ‘Nelli’ Walzer, hun veertienjarige dochter, aan haar leeftijdsgenoot Rosa (Rosy) Lemmens of ze enkele dagen bij haar naast de kapperszaak van haar vader kon blijven.

Wat aanvankelijk als een tijdelijke oplossing was bedoeld, zou uitgroeien tot een verblijf van meerdere jaren. Na een paar weken krabbelde het eerder genoemde christelijke gezin terug. Frans en Margareta beloofden Ettel dat zij voortaan hoe dan ook voor al haar kinderen zouden zorgen, ondanks de enorme risico’s die dit met zich meebracht. Niet veel later, terwijl de arrestaties van Joden in volle gang waren, deporteerden de Duitsers ook Ettel.

De kinderen bleven ongedeerd. Voor zijn heldhaftige daden tijdens de oorlog ontving Frans Lemmens op 26 september 1967 van Yad Vashem de eretitel “Rechtvaardige onder de Volkeren”, een erkenning toegekend aan niet-Joden die tijdens de Holocaust Joden hielpen te overleven.

De familie Walzer-Hass

De familie Walzer-Hass was één van de vele Joodse gezinnen in Antwerpen die slachtoffer werden van systematische vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Majer (Max) Walzer werd geboren op 23 februari 1897 in Polen. Max verliet Polen na de Eerste Wereldoorlog. Hij ging in Charleroi op zoek als fabrieksarbeider bij een grote staalfabriek. Later verhuisde hij naar Brussel en daarna naar Antwerpen. In Antwerpen ging hij aan de slag als leerling-diamantslijper.

Op 21 juni 1927 trouwde hij met Ettel Hass. Zij was geboren op 4 december 1901 en was net als Majer afkomstig uit Polen. Op 4 november 1928 werd hun eerste kind, Marcella Walzer. Op 22 april 1930 werd zoon Léon Walzer geboren. In januari 1931 verhuisde het gezin naar de Korte Kievitstraat in Antwerpen, waar Majer een eigen restaurant uitbaatte, “Restaurant Walzer”. Hij werkte zelf in de zaak als kok. Op 11 augustus 1936 werd dochter Mathilde Walzer geboren. Ze overleed echter al op 8 oktober 1936 aan een ‘aangeboren zwakte’ in het Elisabeth Kinderpleeghuis. Enkele jaren later verhuisde het gezin naar de Wipstraat in Antwerpen. Majer baatte daar Café-Patisserie “De Wip” uit.

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak in mei 1940, was Ettel hoogzwanger. Op 27 juni 1940 werd ze opgenomen in het moederhuis op Vinkenstraat 50, waar op die dag hun zoon Jacques-Oscar werd geboren. Door haar zwangerschap was vluchten naar het buitenland in deze periode een stuk moeilijker. In maart 1942 was de situatie voor het gezin precair. In Café-Patisserie “De Wip” werd geen gebak meer verkocht, maar Majer had nog dagelijks een tiental klanten die bij hem kwamen dineren. Hun inkomsten waren niet voldoende om het gezin te onderhouden.

Tussen 13 juni en 12 september 1942 werden meer dan 2.250 Joodse mannen uit o.a. Antwerpen in zes transporten (en één uit Brussel, Luik en Charleroi elk) naar Noord-Frankrijk gestuurd om als dwangarbeider te werken voor Organisation Todt. Zo ook Majer Walzer, die op 5 augustus zich moest melden in Antwerpen Centraal Station en naar Lager Hardelot-Plage werd gebracht. Het Lager op Hardelot-Plage was tijdens de Tweede Wereldoorlog een dwangarbeiderskamp aan de Franse Opaalkust, waar vooral Joodse mannen uit België onder erbarmelijke omstandigheden moesten werken om de Atlantikwall te helpen bouwen voor de Duitse Organisation Todt.

Op 28 oktober 1942 werden de meeste Joodse arbeiders uit Hardelot-Plage ter plekke op de deportatielijst van Transport XVI geregistreerd. Twee dagen later, op 30 oktober, werden ze in Noord-Frankrijk op de trein gezet en naar het station van Muizen bij Mechelen vervoerd. Daar voegden Joden uit de Dossinkazerne zich bij hen voor het gezamenlijke vertrek naar Auschwitz-Birkenau in de vroege ochtend van 31 oktober. Onder hen bevond zich Majer Walzer, die als nummer 487 met Transport XVI werd gedeporteerd. Op 3 november 1942 kwam dit konvooi aan in Auschwitz-Birkenau. Majer Walzer overleefde de kampen niet.

Antwerpen onderging in 1942 vier grote razzia’s tegen de Joodse bevolking. Slechts kort na de laatste, op 29 september 1942, werd Ettel Hass door de bezetter naar de Dossinkazerne gebracht. Ze werd als nummer 327 geregistreerd en bleef er tot 10 oktober 1942 opgesloten. Op die dag werd ze met Transport XII naar Auschwitz-Birkenau gevoerd, waar het konvooi op 12 oktober 1942 aankwam. Volgens de officiële overlijdensakte uit de Dodenboeken van Auschwitz (42/43178) stierf Ettel Hass op 4 december 1942.