nl
Tickets Nieuwsbrief

Op zondag 21 september kwam presentatrice An Lemmens een dag helpen als vrijwilliger bij Elke naam telt. Om zich voor te bereiden op deze dag, kwam An ook zelf een naam inspreken. De naam die ze insprak was die van haar naamgenoot Anna Sawa Ganz, die op 15 september 1942, op 56-jarige leeftijd, vanuit de Dossinkazerne werd gedeporteerd. Dit is het verhaal van Anna.

Anna werd geboren op 8 september 1886 in de Duitse stad Herford. Haar ouders waren Daniel Ganz en Laura Marcus. Anna trouwde met Paul Marx. Samen kregen ze twee kinderen, Marianne (30 maart 1909) en Elisabeth (10 oktober 1911). Paul stierf echter al in 1921, hij werd 50 jaar oud. Anna bleef zo achter met haar twee kinderen.

Anna’s jongste dochter, Elisabeth, verhuisde in april 1934 van Duitsland naar België. Daar werkte ze als kinderverzorgster voor de kleuterafdeling van de Centres Belges de Puériculture. Enkele jaren later ging ze in het Saint-Pierre ziekenhuis in Brussel een opleiding tot verpleegkundige volgen. Vanaf eind 1938 ging ze daar ook aan de slag als verpleegkundige op de kinderafdeling.

In augustus 1938 schreef Elisabeth vanuit België een brief naar het Ministerie van Vreemdelingenzaken en Buitenlandse handel. Daarin vroeg ze of zij haar konden helpen om haar moeder Anna naar België te halen. Anna woonde op dat moment al enkele decennia in de Duitse stad Witten. Door het antisemitisme wat onder de nazi’s een openbare en publieke politiek is geworden en het geweld tegen Joden dat hand over hand toenam, was het niet meer veilig voor Anna, als Joodse vrouw, om in Duitsland te blijven.

Het ministerie adviseerde Anna’s dochter om de nodige papieren te verzamelen om een visum te kunnen aanvragen. Ondertussen probeerde Anna’s schoonbroer, Herman Marx, op een andere manier te helpen. Herman was een rijke bankier die in Londen woonde. Sinds de dood van Anna’s man, Paul, in 1921 stuurde Herman maandelijks een som geld naar zijn schoonzus. Herman had ook banden met enkele hooggeplaatste personen in België en vroeg hen om hulp. Een van hen, Paul Grosjean, wendde zich tot de Sureté Publique om de dienst aan te sporen om op te schieten met Anna’s visum ‘gezien de recente gebeurtenissen’. Hiermee verwees Grosjean wellicht naar de Novemberpogrom of Kristallnacht. Daarnaast voerde ook senator Hendrik de Man druk uit. Toch stribbelde de Sureté Publique tegen. Volgens hen zouden er zodanig veel Duitse vluchtelingen België binnenkomen dat ‘de publieke vrede in België’ bedreigd werd. Op 14 november 1938 verwierp de Sureté Publique formeel Anna’s aanvraag voor een visum.

Daarom wendde Paul Grosjean zich tot Henri Tulkens, de kabinetschef van het Ministerie van Justitie. Deze keer lukte het wel. Op 13 januari 1939 ontving Anna een visum voor drie maanden en trok ze naar Brussel, waar ze zich bij haar dochter Elisabeth voegde. Anna’s oudste dochter, Marianne, woonde op dat moment al in Transvaal, in Zuid-Afrika.

Net als alle andere immigranten en vluchtelingen werd Anna opgevolgd door de vreemdelingenpolitie. Eind augustus 1939 bezocht Maurice Deckers het bureau van die vreemdelingenpolitie. Deckers was secretaris van de Brusselse automobielclub en uitbater van een verzekeringsbureau in de hoofdstad. Hij beschuldigde de recent in België aangekomen Anna van verdacht gedrag. Zo zou ze veel bezoek ontvangen en zou ze dagelijks een groot aantal brieven met gecodeerde berichten uit Duitsland, Marokko en Bolivia in de bus krijgen. Bovendien, zo meldde Deckers, was het onduidelijk van welke inkomsten Anna leefde. De vreemdelingenpolitie voerde daarop een controle uit bij Anna, maar vond niets verdachts. De agenten meldden alleen dat de maîtresse van Deckers in Anna’s gebouw woonde en dat Deckers zijn beschuldigingen onrechtmatig had verzameld door Anna’sr brievenbus te controleren.

Op 10 mei 1940 viel nazi-Duitsland België binnen, even later namen ze het bestuur over. Ze installeerden allerlei anti-Joodse verordeningen, waaraan ook Anna zich moest houden. Zo schreef ze zich op 26 november 1940 in in het gemeentelijk Jodenregister.

Op 5 augustus 1942 trouwde Anna’s dochter Elisabeth met Charles Vankelecom. Vermoedelijk was dit een schijnhuwelijk. Charles was een niet-Joodse man en had de Belgische nationaliteit. Het huwelijk zorgde ervoor dat Elisabeth enige bescherming genoot omdat Joden met een niet-Joodse partner ten dele werden beschermd tegen deportatie. Een maand na de trouw van haar dochter, op 11 september 1942 werd Anna opgepakt door Duitse politiediensten. Wellicht was haar dochter Elisabeth op dat moment op bezoek, want beide vrouwen werden op 12 september 1942 geregistreerd in de Dossinkazerne. Elisabeths huwelijk had dus niet geholpen. Moeder en dochter werden allebei ingeschreven op de deportatielijst van Transport X.

Tijdens hun gevangenschap in de Dossinkazerne werd een aanvraag tot vrijlating ingediend bij het kabinet van koningin Elisabeth. Het is onduidelijk wie de aanvraag heeft ingediend: de overste van Elisabeth in het ziekenhuis, de rijke familie uit Engeland, een hooggeplaatst contactpersoon zoals Henri de Man, Elisabeths niet-Joodse echtgenoot,… Of is het Elise Deman-Lecocq, de vriendin aan wie Anna en Elisabeth vanuit de Dossinkazerne nog een bericht sturen?

Transport X verliet Mechelen op 15 september 1942 en kwam op 17 september 1942 in Auschwitz-Birkenau aan. Anna, 56 jaar oud, werd vermoedelijk na aankomst meteen vergast. Ook dochter Elisabeth overleeft de kampen niet.